• Thema Thema: Met ouders & leerlingen
  • Duurtijd Duurtijd: 0- 0min
  • Media Media: Werkvorm en reflectie-instrument

Hoe kunnen we door de ogen van kinderen en ouders naar inclusie in de klaspraktijk kijken? Hoe benutten we hun stem om onze acties te verbreden?

  • Bijeenkomst (kern)team in een traject van professionele ontwikkeling
  • Gericht op focus B (Hulpbronnen en acties)

DOELEN

  • Je leeft je in in het perspectief van leerlingen en uders op een inclusieve leeromgeving en krijgt inzicht in hoe zij inclusie ervaren.
  • Je verwoordt wat leerlingen en ouders nodig hebben om volwaardig te kunnen participeren in het klas- en schoolgebeuren.
  • Je bepaalt hoe je de stem van leerlingen en hun ouders kan benutten om je acties te verbreden en te verdiepen.

WERKWIJZE

Als we tot inclusieve leeromgevingen willen komen, vormen leerlingen en ouders een cruciale hulpbron. Zij brengen een ander perspectief binnen en kunnen zo onze reflecties verbreden. Nochtans wordt hun stem vaak gemist. De documentaire ‘Inclusief’ doet ons stilstaan bij wat leerlingen en ouders over een inclusieve praktijk te zeggen hebben. We verkennen hun stem en bedenken hoe we hen nog explicieter kunnen betrekken in onze acties.

1. Leerlingen en ouders in ons blikveld

De doelstellingen van deze bijeenkomst passen in een professionaliseringstraject gericht op inclusieve leeromgevingen om kwaliteitsvol onderwijs mogelijk te maken voor alle leerlingen, ongeacht hun mogelijkheden of beperkingen, etniciteit, sociale afkomst, taal, gender, religie,... Diversiteit waarderen en benutten en verbindend samenwerken vormen daarbij twee belangrijke hefbomen.

Als deze bijeenkomst onze eerste bijeenkomst is, kunnen we eerst kennismaken, bijvoorbeeld aan de hand van de werkvorm ‘Verkenner’ en/of ‘Waarderend interview’ en de deelronde overslaan.

  • Aanknopen bij vorige bijeenkomsten

 

 

In focus A ‘Doel en realiteit’ stelden we vanuit onze eigen realiteit een doel  voorop om onze leeromgeving inclusiever te maken.
Deze bijeenkomst past in focus B ‘Hulpbronnen en acties’. In de vorige bijeenkomst gingen we ‘Op zoek naar kennis en hulpbronnen’. We stonden stil bij wie of wat ons kan helpen om ons doel te bereiken. We verkenden verschillende hulpbronnen die ondersteunend kunnen zijn. Iedereen koos een hulpbron om te benutten in functie van de eigen praktijk.
Hulpbronnen inschakelen helpt ons op een andere manier (samen)werken om onze praktijk te optimaliseren en inclusieve leeromgevingen te creëren. Het helpt ook om routines te doorbreken.

Daarbij is het belangrijk dat we sociaal-ecologisch leren kijken naar diversiteit en inclusie. Dat betekent dat we eventuele ‘problemen’ zien als een afstemmingsprobleem tussen de nood van een persoon of groep en de omgeving. Daarmee laten we de deficitbenadering los, die ervan uitgaat dat we onvoldoende kennis en vaardigheden hebben om met ‘problemen en stoornissen’ om te gaan en dat anderen, ‘experten’, beter geplaatst zijn om inclusie te realiseren. We versterken dus onze overtuiging dat we zelf in staat zijn om ons doel te bereiken en dat anderen ons daarbij kunnen ondersteunen. Uit onderzoek (Ferbuyt e.a., 2019) blijkt ook dat partnerschappen versterken, actief op zoek gaan naar hulpbronnen en elkaars sterktes benutten essentieel is om inclusie waar te maken.

In deze bijeenkomst gaan we dieper in op het partnerschap met leerlingen en ouders. Hoe kunnen zij ondersteunend zijn om aan ons doel  te werken? We dompelen ons onder in hun perspectief, reflecteren erover en maken de link met ons eigen doel. We bedenken ook hoe we onze acties kunnen verbreden en verdiepen door de stem van leerlingen en ouders te benutten. Daarmee versterken we vooral onze vierde competentie voor inclusie, namelijk samenwerken met diverse actoren.

  • Deelronde

We staan stil bij hoe iedereen er vandaag bijzit. Daarmee willen we aanknopen bij hoe iedereen met de hulpbronnen uit de vorige bijeenkomst ‘Op zoek naar kennis en andere hulpbronnen’ aan de slag ging in fucntie van de eigen doelen. Hulpbronnen zoals het online kenniscentrum, het sociaal netwerk en de kritische vriend zijn immers bedoeld om ons te helpen onze doelen scherp voor ogen te houden en tot nieuwe inzichten daarvoor te komen.

Tijdens de deelronde werk je ofwel met iedereen samen, ofwel in deelgroepjes per twee of drie. Elke collega komt om beurt aan bod. De volgende richtvragen kunnen we daarbij benutten. Aansluitend op elk verhaal nemen we als collega’s de kans om te reageren met wat we erin waarderen, waar we nog aan denken en/of welke kritische bedenkingen we hebben.

Aanbrenger:

  • Hoe gaat het met je vandaag? Zijn er dingen die je bezighouden? Wat zit er op de voorgrond?
  • Heb je intussen actie ondernomen om aan je doel te werken? Zo ja welke?
  • Heb je kennisbronnen of het online kenniscentrum geraadpleegd? Zo ja, wat leerde je daaruit?
  • Heb je een kritische vriend, collega of andere partner in je netwerk betrokken? Zo ja, wat leerde je daaruit?
  • Heb je leerlingen of ouders betrokken in je acties? Wat leerde je daaruit?

Collega’s:

  • Wat waardeer je in dit verhaal? Wat lukt je collega al goed?
  • Welke vraag of kritische bedenking roept dit bij je op?
  • Zie je iets of iemand die je collega nog zou kunnen helpen om werkelijk tot een inclusieve leeromgeving te komen? Wat zou hij misschien nog kunnen benutten? Wie zou hij misschien nog kunnen betrekken of aanspreken?

Wanneer iedereen aan bod is gekomen, maken we samen een korte ‘round up’. Daarin vatten we samen wat we uit de acties en reflecties geleerd hebben over wat bijdraagt aan een inclusieve leeromgeving. De groeibundel kunnen we benutten als een hulpinstrument en geheugensteun om onze leerweg bij te houden. Op die manier maken we ons leerproces ook zichtbaar.

 

 

2. Inclusief de stem van ouders en leerlingen

  • Stilstaan bij de stem van leerlingen en ouders

Ouders en leerlingen vormen een heel belangrijke hulpbron als we tot inclusieve leeromgevingen willen komen. Zij brengen een specifiek perspectief binnen en kunnen onze reflecties ondersteunen en verbreden. In de deelronde bleek misschien dat zij bij sommige van onze acties nog een gemiste stem blijven. Uit onderzoek blijkt nochtans dat ouderbetrokkenheid heel belangrijk is voor het schoolsucces en het welbevinden van leerlingen. Dat geldt nog sterker voor leerlingen met een diverse etnisch-culturele achtergrond, kinderen uit gezinnen met een lagere socio-economische status en kinderen met specifieke onderwijsbehoeften (Vandenbussche & Van de Putte, 2019). Leerkrachten en ouders hebben elkaars ervaringen en expertise nodig om met de diversiteit aan taal, cultuur en mogelijkheden van kinderen om te gaan en om alle ontwikkelingskansen te benutten. Meerdere perspectieven en verschillende actoren betrekken helpt volgens onderzoek ook om tot duurzame oplossingen te komen (Tjepkema e.a., 2016). In het kenniscentrum van Potential vind je bij het thema ‘Verbindend samenwerken’ heel wat achtergrond over samenwerken met leerlingen en ouders en over het belang van partnerschap met ouders. De stem van ouders komt niet altijd aan bod. Dat geldt ook voor leerlingen. Ook zij worden niet altijd gehoord. Bevragen we bijvoorbeeld hun toekomstperspectief, of hun ervaring met aanpassingen in de klas? Nog te vaak blijven ze een vergeten stem die nochtans onmisbaar is. De doelstellingen van deze bijeenkomst zijn erop gericht om daar verandering in te brengen.

  • De documentaire ‘Inclusief’: even kaderen

De documentaire ‘Inclusief’ is speciaal gemaakt om de stem van ouders en leerlingen expliciet naar voor te brengen. In deze bijeenkomst gaan we aan de slag met een aantal fragmenten uit die film. Om dat te kunnen, is het nodig dat we de film eerst even kaderen. De keuzes die de regisseur Ellen Vermeulen met het team van Potential heeft gemaakt, zeggen namelijk heel wat over haar kijk op diversiteit en verbindend samenwerken. We bekijken samen de trailer en staan vervolgens samen stil bij de keuzes

Kindperspectief 

 

 

  • Een film maken over inclusief onderwijs is geen eenvoudige opgave. We worden al snel meegezogen in de discussie of we voor of tegen inclusief onderwijs moeten zijn. Of  we focussen op wat er niet is in het onderwijs, wat we missen of meer willen: bijvoorbeeld extra geld, een extra paar handen en extra middelen. Ellen Vemeulen is als regisseur weggebleven van deze discussies. Zij heeft zich gefocust op de kinderen in het verhaal en laat ons de klasprakijk ervaren door de ogen van de kinderen en hun ouders. Ze heeft getracht om hun blik te vangen en deze te laten spreken.
  • Door te filmen op ooghoogte van de kinderen, ervaart de kijker de beleving van de kinderen. Door de ogen van de kinderen wordt inclusie heel tastbaar en concreet. Er wordt doorheen  de film geen commentaar gegeven.
  • We krijgen een beeld hoe het er aan toegaat in de klas, thuis, op bossenklassen, op weg van en naar school, enzovoort. Soms is dat prachtig en krijgen we beelden te zien zoals we ons inclusief onderwijs voorstellen. Soms is dit niet het geval.
  • De documentaire schetst geen beeld van inclusie waar alles rozengeur en maneschijn is. Het geeft wel een beeld hoe leerkrachten, kinderen, ouders en ondersteuners er met zijn allen hard aan werken.

Zwart - Wit 

 

 

 

  • De film is zwart-wit gefilmd. Dat is een heel bewuste keuze. Als het gaat over diversiteit zijn we vaak op zoek naar de uitzondering, het individuele kind dat anders is dan de anderen.
  • Door de keuze voor zwart-wit gaat iedereen op in het geheel en komt de focus terug op de hele klaspraktijk en het gezinsleven. De context komt terug in beeld.
  • De film nodigt uit om heel gedetailleerd te kijken. Op het eerste gezicht lijken sommige scènes niet speciaal of anders. Het zijn geen grote mirakels die er gebeuren in de klas of in de thuiscontext. Het zijn kleine zaken die vaak in de relatie liggen tussen mensen. Het gaat over hoe mensen met elkaar spreken, hoe de leerkracht een kind aanmoedigt, over jongeren in een muzikale jam-sessie,… Door in te zoemen en tijd te nemen krijgen we de kans om goed en aandachtig te observeren.

Diversiteit 

 

 

  • De keuze is gemaakt om met vier leerlingen te werken. Daardoor komt diversiteit breed naar voor.
  • Er is diversiteit in leeftijd, taal, gender, religieuze achtegrond,  onderwijsniveau, onderwijsbehoeften, ondersteuningsnoden, sociaal–economische status.
  • Tijdens het filmproces is er veel aandacht besteed aan hoe kinderen en andere betrokkenen in beeld komen. Daarbij is de keuze gemaakt om de labels of de specifieke onderwijsbehoeften van de kinderen niet te benoemen, tenzij zij die zelf vermelden.
  • Je kan merken dat de regisseur een hechte band heeft opgebouwd met de kinderen, de gezinnen, de leerkrachten,… Ze geven ons een inkijk in hun privéleven. Dat nodigt uit om met het nodige respect te kijken naar de kinderen, ouders, leerkrachten en andere betrokkenen die hun deuren hebben opengezet.

Verbinding thuiscontext

  • De film brengt ook de verbinding in beeld met de thuiscontext.
  • De dag van een leerling start niet om 8u30 aan de schoolpoort. Er gebeurt veel voor en na school. Hoe heeft het kind geslapen? Heeft het kunnen ontbijten? Moet het intensieve therapie volgen na school?
  • Die zaken bepalen hoe kinderen in de klas aanwezig zijn, hoe ze zich voelen en hoe ze de focus op leren kunnen leggen.

Meer informatie over de regisseur en hoe de film tot stand is gekomen vind je in volgend artikel (zie download).

 

  • Eén of meer fragmenten in beeld

Naargelang de beschikbare tijd en wat past bij de groep en het traject bekijken we de beelden van de vier kinderen (Rosie, Sami, Irakli en Nathan) of kiezen we één of enkele fragmenten.

  • Rosie zit in het kleuteronderwijs. We zien haar thuis en in de klas. Het zoekproces met ouders staat centraal.
  • Sami zit in het lager onderwijs. We zien hem in de klas en tijdens de boerderijklassen,  wanneer alle routines wegvallen. De beeldvorming over kinderen staat centraal.
  • Irakli zit op de overgang van lager naar secundair onderwijs. We zien hem thuis en in de klas. De zoektocht van ouders naar ondersteuning staat centraal.
  • Nathan zit in het secundair onderwijs. We zien hem in de klas en in de omgang met klasgenoten. Het toekomstperspectief staat centraal.

Met de vier fragmenten (Rosie, Sami, Irakli, Nathan) aan de slag gaan is het interessantst. De variatie in verhalen doet namelijk meer zaken opvallen en doet ons nadenken over hoe het er op een vroeger of later moment in de schoolloopbaan aan toe kan gaan. Het doet ook beseffen wat er wel of niet mogelijk is als er meer of minder ondersteuning aanwezig is.

Als we samen naar de film kijken, is het belangrijk om dat met een open vizier te doen en de film gewoon op ons af te laten komen. Het is niet de bedoeling om de beelden te analyseren, wel om goed te kijken. De focus daarbij is:

  • Wat zie je gebeuren?
  • Hoe is de beleving van de leerlingen en de ouders?

In de nabespreking maken we na elk fragment tijd om de beelden samen te bespreken. Daarvoor zijn telkens dezelfde vragen voorzien.

We kunnen eventueel in deelgroepen werken en achteraf samen een ‘round up’ maken. Daarbij kan elke groep met het geheel werken, met eenzelfde fragment beginnen of met een verschillend fragment. In dat laatste geval kunnen alle perspectieven toch ook aan bod komen in de nabespreking.

  • Nabespreking: het perspectief van leerlingen en ouders

Na het bekijken van de film wisselen we onze eerste gedachten, bedenkingen, gevoelens en indrukken uit. We kunnen daarbij met de hele groep werken, of in kleine groepjes. Om ons observatie- en inlevingsvermogen te oefenen, bieden deze richtvragen een zinvolle opstap:

  • Wat heb je gezien?
  • Wat viel je op?
  • Wat blijft er hangen?
  • Wat dacht je?
  • Wat voel je?
  • Wat wil je delen?

De bedoeling is dat er dialoog kan ontstaan en dat we beluisteren en bevragen hoe ieder van ons kijkt en denkt. Om elkaar te ondersteunen, is het zinvol om soms door te vragen, zodat we zicht krijgen op wat iemand precies bedoelt en om af en toe samen te vatten wat iemand vertelt of voelt. Een uitgangspunt is ook dat er in wat iemand voelt of denkt, geen foute vragen of reacties zijn. Wat er ook bovenkomt, we laten het toe en geven het de ruimte die het nodig heeft. Daarbij is het de kunst om gevoelens ook niet af te wimpelen of te minimaliseren. Daardoor worden ze immers niet minder, integendeel. Gevoelens vragen volgens het inspirerend coachen vooral dat ze er mogen zijn (Clement, 2015). Het is dus vooral de bedoeling om elkaar aandachtig te beluisteren en nieuwsgierig te zijn naar elkaars perspectief.

Achtereenvolgens belichten we het perspectief van

  • de leerling
    • de klasgenoten
    • de leerkracht
    • de ouders (bij de fragmenten waarin zij in beeld komen).
    • de context

Bij Rosie zijn dit de concrete richtvragen:

  • Door de ogen van …

Wat zie je Rosie doen? Hoe kijkt Rosie naar haar leerkracht? Hoe kijkt ze naar haar  klasgenoten? Wat betekenen de leerkracht en klasgenoten voor Rosie?

  • Door de ogen van …

Wat zie je de klasgenoten doen? Hoe kijken de klasgenoten naar Rosie? Wat betekent Rosie voor hen?

  • Door de ogen van …

Wat zie je de leerkracht doen?

Hoe kijkt de leerkracht volgens jou naar (goed) onderwijs?

Hoe kijkt hij of zij naar de diversiteit in de klas?

  • Door de ogen van …

Wat zie je de ouders doen? Hoe beleven zij de situatie? Welke beeld hebben de ouders over onderwijs?

  • De context van Rosie:

Wat vind je krachtig in de context van Rosie? 

Waarin zie je nog mogelijkheden om Rosie te laten participeren?

Waarin liggen de leerkansen voor Rosie,  voor de klasgenoten, voor de leerkrachten, voor de ouders? Wat kunnen zij uit deze situatie leren?

De presentatie bevat vergelijkbare richtvragen voor Rosie, Sami, Irakli en Nathan.

Stilstaan bij de context verbreedt ons perspectief. Wat vinden we sterk aan de hele situatie en waarin zien we nog uitdagingen in deze context? Doordat we eerst dichtbij het verhaal van de kinderen zelf beginnen en achtereenvolgens verschillende perspectieven verkennen, ontstaat er een bredere kijk op de situatie. Pas daarna maken we de stap naar ons eigen handelen. Vanuit de blik van de kinderen en andere betrokkenen komen we dus bij onszelf als leerkracht. De volgende vraag geeft richting aan het gesprek daarover.

  • Wat zouden we zelf doen om ervoor te zorgen dat alle leerlingen nog meer kunnen participeren in de klasgroep?
    • op individueel niveau
    • op klasniveau,
    • op schoolniveau

Vanuit deze inventarisatie van mogelijkheden komen we bij de praktijkopdracht.

3. Op de trampoline: samen de hoogte in

  • Praktijkopdracht

Doorheen het professionaliseringstraject leren we om nieuwsgierigheid en belangstelling te tonen voor elkaar. We leren op een waarderende manier naar onze praktijk kijken en elkaar waarderende en kritische feedback geven. Die vaardigheden en attitudes willen we nu ook specifiek inzetten naar leerlingen, ouders en andere betrokken partners toe. In de stappen die we nemen in onze praktijk zijn we namelijk vaak op zoek naar extra ondersteuning en vergeten we dat er in elke klas zoveel leerlingen zitten die elk een bron van ondersteuning kunnen zijn. Ook hun ouders kunnen een krachtige bron van ondersteuning vormen in onze samenwerking. Vertrekkend vanuit ons doel staan we daarom stil bij hoe we leerlingen en ouders doelgericht als een hulpbron kunnen aanspreken. Daarmee verdiepen we de praktijkopdracht uit de bijeenkomst ‘Op zoek naar kennis en andere hulpbronnen’: breng je acties in beeld in een korte filmclip van 1 à 3 minuten of met ander beeldmateriaal… 

  • Wat is je doel? Wanneer zal je tevreden zijn met de uitkomst ervan? Waaraan zal je merken dat het gelukt is?
    • Wat zie je de leerlingen den/zeggen?
    • Wat zie je de uders doen/zeggen?
    • Wat zie je eventueel andere betrkkenen doen/zeggen?
  • Ging je al aan de slag om dat doel te bereiken? Wat deed je al? Wat wil je nog doen? Hoe loopt het? Wat vind je goed gaan? Welke problemen of uitdagingen zie je?
  • Wat kan je doen om leerlingen en/of ouders te betrekken bij je acties? Hoe koppel je dat aan je doel? Welke stappen zie je nog mogelijk? Als je doel niet direct een opening biedt om leerlingen of ouders te betrekken, zie je dan een andere actie vanuit de inventarisatie van mogelijkheden waarmee je op het leerling en/of ouderperspectief kan inzetten?
  • Wie of wat heb je hierbij nodig? Wil je een kritische vriend uit je netwerk betrekken en/of het bredere schoolteam? Is er nog kennis die je kan helpen, bijvoorbeeld uit het kenniscentrum?
  • Wat ga je nu doen? Hoe ga je het concreet aanpakken?

 

  • Tot slot

Afhankelijk van de tijd en/of de variatie die we vooropstellen, zijn er als verdieping nog twee extra werkvormen beschikbaar in de presentatie.

  • Een stellingenspel
  • Een vragenronde om met het breder schoolteam aan de slag te gaan

De extra werkvormen bieden ook inspiratie om in een vervolgmoment met het bredere schoolteam in te zetten op de stem van leerlingen en ouders om een inclusieve leeromgeving te creëren.

De beelden van de film hebben onze emoties en gedachten losgemaakt. Daarom is het goed om als afronding nog even stil te staan bij hoe iedereen de bijeenkomst heeft ervaren. Dat kan bijvoorbeeld via een rondje ‘Wat is er blijven kleven?’. Iedereen krijgt daarbij een post-it en schrijft er iets op wat hij of zij meeneemt uit de bijeenkomst. Dat kan een ervaring zijn en/of feedback over de bijeenkomst. Als dat veilig aanvoelt, kunnen (bepaalde) post-its achteraf ook op een zichtbare plek opgehangen worden in de school of gedeeld worden via de digitale leeromgeving. We kunnen onze ervaringen en inzichten ook op een andere manier delen met het bredere schoolteam. We spreken af hoe we dat zien en wie er zorgt voor wat, waar, wanneer en hoe.

BEGELEIDING/ONDERSTEUNING/ COACHING

  • De documentaire ‘Inclusief’ is in zwart-wit. Test het beeld en het geluid op voorhand. Zorg eventueel dat de ruimte verduisterd kan worden en dat de ondertiteling indien nodig aangezet wordt. Het werken met de film ‘Inclusief’ voelt vaak intens aan, omdat je wordt meegezogen in het verhaal van de kinderen. Zorg daarom ook dat je zo ongestoord mogelijk kan werken om gefocust te kunnen blijven. 
  • Bewaak de tijd in de deelronde, zodat je genoeg tijd houdt om naar de documentaire ‘Inclusief’ te kijken en die ook na te bespreken.
  • Als je al een aantal bijeenkomsten doorlopen hebt, wordt het professionaliseringstraject in de dagelijkse drukte soms ervaren als iets extra’s dat bovenop al het andere werk komt. Als coach is het van belang om daar oog voor te hebben. Geef ruimte aan die beleving en denk vervolgens samen na over hoe je het geheel haalbaarder kan maken. Bijvoorbeeld kan je de dataplanning aanpassen of bijeenkomsten over een langere periode spreiden. Dit gevoel vermindert ook als je in de beschikbare tijd je concrete acties samen voorbereidt en uitwerkt, zodat niet alle werk achteraf moet gebeuren. Zo besloot een school om een vragenlijst op te stellen om leerlingen te bevragen, een andere school eentje om ouders te bevragen. Zij maakten de nodige tijd tijdens hun bijeenkomst om de vragenlijst samen op te stellen.
  • Van de coach vraagt deze bijeenkomst heel wat coachingsvaardigheden. Een houding van belangstelling blijft daarbij de basis, in de deelronde en zeker tijdens de nabespreking van de film. 
  • De film ‘Inclusief’ blijkt heel wat emoties naar boven te brengen. Die verdienen de nodige aandacht voordat je kan overgaan op vragen over het perspectief van de kinderen en de ouders. Ruimte geven aan gevoelens, ook aan de lastige, doe je door naar die gevoelens te vragen, door te benoemen wat je bij de collega’s waarneemt, door tijd te geven om gevoelens onder woorden te brengen, door na het bekijken van de film eventueel een korte pauze in te lassen,... Breng als coach ook je eigen gevoelens en gedachten onder woorden en nodig de collega’s vervolgens uit om dat ook te doen.
  • Soms voelen collega’s het aan als onfair of lastig om op basis van de fragmenten uitspraken te doen, omdat ze die te kort vinden of vinden dat ze onvoldoende informatie hebben. Dan kan je hen zeggen dat elk fragment inderdaad maar een momentopname is. Tegelijk heeft het bekijken en bespreken van de fragmenten vooral als doel om de dialoog over het perspectief van kinderen en ouders op gang te brengen. Ieder beeld bevat immers toch heel wat informatie en doet ons nadenken over hoe kinderen en ouders het onderwijs op dat moment ervaren. Wanneer kinderen bijvoorbeeld starten in je klas, of later instromen, ga je ook observeren en reflecteren vanuit wat je ziet. Er zijn daarbij geen foute of juiste antwoorden. Moedig hen dus aan om concreet en klein te kijken en na te denken over wat ze wel zien, wat ze vermoeden of denken, wat ze erbij voelen...
  • Als het over kinderen of ouders gaat, hebben collega’s soms de neiging om te veralgemenen. Vragen naar concrete voorbeelden houdt het gesprek dicht bij de specifieke contexten in de film. Als coach kan je verkennende vragen stellen en anderen stimuleren om dat te doen. Bijvoorbeeld ‘Jij denkt dat de ouders hoogopgeleid zijn. Aan wat merk jij dat?’’ of ‘Je zegt dat de leerling niet actief deelneemt. Kan je dat concreter maken? Hoe zie je dat precies? Wat doet de leerling dan?’.
  • De volgorde in de richtvragen bij de nabespreking van de film helpt je om bewust eerst het perspectief van de leerlingen, de klasgenoten en de ouders in te nemen en pas dan vanuit de ogen van de leerkracht en de context te kijken. In eerste instantie dichtbij het verhaal van Rosie, Sami, Irakli en Nathan blijven, is uitdagend omdat je zo gedwongen wordt om hun perspectief werkelijk te verkennen. Vraag daarbij door en wees niet te snel tevreden met één aspect of reactie: ‘Wat heb je nog gezien?’, ‘Wie is er nog iets opgevallen?’,...
  • Daag collega’s uit om ook hun eigen uitspraken eens vanuit een andere hoek te bekijken, bijvoorbeeld ‘Hoe denk je dat de klasgenoten dat ervaren?’ of ‘Hoe zou de mama of papa daar volgens jou over denken?’. Je kan reacties ook opentrekken door aan verschillende collega’s in de groep een mening te vragen, bijvoorbeeld ‘Hoe zien jullie dat?’ of ‘Hoe denken de anderen daarover?’. Zo inspireer je elkaar met interessante ervaringen en ideeën. Het perspectief van leerlingen en ouders betrekken bij de eigen doelen, biedt vaak ook een nieuwe ingang om eigen acties te verbreden of te verdiepen.
  • Wanneer je reflecties breder wil trekken en verbinden aan het eigen handelen, verdienen collega’s zowel waarderende als kritische feedback. Wat vind je goed en wat minder goed aan wat de collega’s in hun praktijk al doen, of willen doen? Stimuleer de groep om daar samen over na te denken en om hun kritische bemerkingen niet in te houden omdat ze elkaar of de coach willen sparen.
  • De natuurlijke neiging van mensen is om te vertrekken vanuit wat niet lukt, wat er niet is,… Dat brengt inclusie al gauw in de onmogelijkheid. Collega’s hebben bijvoorbeeld de neiging om over problemen te beginnen die zij ervaren hebben, of brengen een casus aan waarin inclusie volgens hen onmogelijk lijkt. Je kan aan deze gedachten ruimte geven, maar daarna(ast) kan. je als coach ook bekrachtigen wat er wel lukt en uitnodigen om ook eens te focussen op wat er wel mogelijk is. Als collega’s in negatieve ervaringen blijven hangen, kan je hen er ook op een betrokken manier mee confronteren, bijvoorbeeld ‘Ik begrijp dat je dat met je blik van leerkracht niet verantwoord vindt, maar ik wil even kijken hoe dat voor deze leerling is’ of ‘Ik merk dat jij dat als leerkracht niet ziet zitten. Deze ouders geven anderzdijs toch ook hun redenen aan waarom ze hiervoor kiezen’. 

MATERIAAL

  • Beamer, scherm en aansluiting voor geluid
  • Compilatie van de documentaire ‘Inclusief’ 
  • Groeibundel
  • Presentatie eventueel (een selectie) in hand-outs (download)
  • Interview regisseur Ellen Vermeulen
  • Postits voor de afronding ‘Wat blijft er kleven’
Presentatie De stem van ouders en leerlingen
Groeibundel Spring-in-‘t-veld: samen groeien naar inclusie
Interview met de Regisseur Ellen Vermeulen

Gelijkaardige materialen:

  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 15- 20min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 0- 0min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 20- 30min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 0- 0min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 15- 20min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 15- 20min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 20- 30min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 160- 190min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 30- 40min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 180- 720min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 20- 40min
  • Media Media:
  • Thema Thema:
  • Duurtijd Duurtijd: 60- 90min
  • Media Media: