• Thema Thema: Hoe kijk je naar diversiteit?
  • Duurtijd Duurtijd: 50- 180min
  • Media Media: Werkvorm en reflectie-instrument en Multimedia

Deze werkvorm sluit aan bij focus A ‘Doel en realiteit’ en is bedoeld om zicht te krijgen op je opvattingen en visies rond inclusie en diversiteit aan de hand van videoclips. Door met collega’s hierover in gesprek te gaan, leer je elkaars opvattingen kennen en kunnen je eigen opvattingen uitgedaagd of verbreed worden.

WERKWIJZE

De manier waarop leerkrachten kijken naar leerlingen en klaspraktijken kan een krachtige motor zijn van inclusieve leeromgevingen. Deze werkvorm helpt leerkrachten zich bewust te worden van hun eigen opvattingen over het waarderen en benutten van diversiteit in dagdagelijkse klaspraktijken. Hierdoor maken leerkrachten kennis met elkaars opvattingen en visies. Dit brengt inspirerende gesprekken op gang die de eigen visie kunnen uitdagen of verbreden. 

Tijdens het ontwikkelen en uitproberen van deze werkvorm, hebben we gemerkt dat het belangrijk is dat een coach het proces ondersteunt. Neem jij die rol als coach op? Dan zijn er een aantal taken voor jou weggelegd:

  • de uitwisseling tussen collega’s op gang brengen en ondersteunen,
  • de achtergrond van het ePIC video-instrument kennen om dit te kunnen kaderen aan je collega’s,
  • een selectie maken van de videoclips waarmee jullie zullen werken.(zie materiaal filmclips)

 

  • Kijken doet leren: verschillende werkvormen

Als je aan de slag wil met het video-instrument e-PIC, dan zijn er verschillende werkvormen:

  • Kijken naar diversiteit (optioneel): 10’
  • Dit is een vooroefening die we aanbieden voor groepen die met een eerder enge blik naar diversiteit kijken. In deze korte oefening laat je de deelnemers zien wat het betekent om breed te kijken naar diversiteit en inclusie. Deze oefening is dus enkel bedoeld voor coaches die inschatten dat hun groep hier nood aan heeft.
  • Mijn kijk op een inclusieve klas (basis): 50’
  • In deze werkvorm onderzoeken de deelnemers hun eigen opvattingen en visie rond inclusie en diversiteit aan de hand van videoclips. Ze leren ook de opvattingen en visies van de andere deelnemers kennen en kunnen hun eigen opvattingen en visies hiermee confronteren, in vraag stellen, verrijken,...
  • Prioriteiten definiëren (uitbreiding): 30’
  • In deze verdiepende werkvorm komen de deelnemers los van de clips die ze in de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ bekeken. Ze gaan dieper in op wat een inclusieve klas voor hen betekent. Door prioriteiten te stellen verfijnen ze hun opvattingen en visie.
  • Dimensies van inclusieve klassen (uitbreiding): 45’60’
  • In deze verdiepende werkvorm komen de randvoorwaarden voor inclusie in beeld. De deelnemers gaan na welke brede dimensies een inclusieve klas bepalen. In deze werkvorm wordt ook expliciet de stap naar de eigen praktijk gemaakt. De deelnemers toetsen hun eigen klaspraktijk af aan de verschillende dimensies van een inclusieve klas die zij zelf definiëren.

Als coach kan je zelf bepalen op welke werkvorm(en) je wil inzetten. Dit zal afhangen van de beschikbare tijd die je hebt en de doelen die je met deze werkvorm wil bereiken. We raden wel aan om de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ als vertrekpunt te nemen. In deze werkvorm werk je met de clips uit het video-instrument e-PIC en zijn er richtvragen voorzien om hierover met elkaar in gesprek te gaan. De overige werkvormen zien we eerder als vooroefening of uitbreidingswerkvormen.

  • e-PIC video-instrument: even kaderen

Als coach is het belangrijk dat je het video-instrument en de werkvorm kort even kan toelichten en kaderen. Je vindt deze informatie ook terug in de powerpointpresentatie (zie materialen).

  • De manier waarop leerkrachten kijken naar inclusieve klassen, heeft een sterke invloed op de wijze waarop ze zelf inclusief te werk zullen gaan. Video is een uitstekende methode om de kijk van leerkrachten op klaspraktijken in kaart te brengen. De Potentialonderzoekers ontwikkelden daarom e-PIC, een video-instrument om de kijk van leerkrachten op inclusieve klassen in kaart te brengen.
  • In het ePIC video-instrument krijgen (student-)leerkrachten de vraag om videoclips met elkaar te vergelijken. Er werd een e-PIC-versie ontwikkeld voor het lager en secundair onderwijs. Leerkrachten uit het lager onderwijs krijgen zo videoclips uit verschillende leerjaren van het gewoon lager onderwijs te zien; leerkrachten uit het secundair krijgen videoclips uit verschillende leerjaren, onderwijsvormen en vakken van het gewoon secundair onderwijs te zien.
  • Omdat positieve leerkrachtleerlinginteracties enerzijds en inclusieve werkvormen en aanpak anderzijds twee belangrijke aspecten zijn van een inclusieve klas, wordt leerkrachten gevraagd om elk paar van clips te vergelijken op basis van die twee aspecten.
    • Leerkracht-leerling interacties gaan ver het sociaal-emotionele klimaat in de klas, het klasmanagement, ondersteuning, de verbale en non-verbale reacties,…
    • Werkvormen en aanpak gaan ver de specifieke instructiekeuzes, de ondersteuning die wordt geboden in functie van de instructie, de hulpmiddelen die worden gebruikt, de organisatie van de leeromgeving,…

Interacties en werkvormen zijn twee foci die in de realiteit kunnen overlappen.

Visie werkt als een lens op de praktijk. Leerkrachten verschillen in de lenzen die ze opzetten. Een lens bepaalt de dingen waar je je op focust, de dingen die je wegfiltert of net meer benadrukt. Leerkrachten kunnen dezelfde klas dus op een andere manier zien, afhankelijk van de filter/bril die ze opzetten. Inzicht in die professionele visie van leerkrachten en de filters die ze hanteren bij het kijken naar klassen, laat toe om hen beter te ondersteunen in het veranderen van hun blik op klassen.

Kijken naar diversiteit (vooroefening)

Niet iedereen begrijpt hetzelfde onder diversiteit. Sommigen vatten het begrip heel ruim op, anderen eerder eng en focussen vooral op zichtbare aspecten van diversiteit (bijvoorbeeld huidskleur, zichtbare beperkingen, e.d.). Als deelnemers eerder een enge kijk op diversiteit hebben, kan dit hinderen bij het bekijken van de videoclips, omdat ze de diversiteit onder de leerlingen in die clips dan niet altijd zien.

Deze vooroefening is bedoeld om de visie op diversiteit open te trekken. De vooroefening is optioneel en in te zetten indien jij als coach inschat dat dit belangrijk is.

Laat alle deelnemers zitten. Eén voor één stel je volgende (en eventueel andere) vragen. Wie positief antwoordt op de vraag, gaat staan (en gaat na deze vraag opnieuw zitten)

Ga staan als:

  • Je in je klas/school zowel jongens als meisjes hebt
  • Je leerlingen hebt die bij het werken in de klas een hulpmiddel gebruiken, zoals een speciale pen
  • Je leerlingen hebt met gescheiden ouders
  • Je leerlingen hebt die op meer dan een kwartier wandelen van de school wonen
  • Je leerlingen hebt die niet houden van sport
  • Je leerlingen hebt met een eigenwijze kledingstijl
  • Je leerlingen hebt die hun levensbeschouwing met weinig andere leerlingen gemeen hebben
  • Je leerlingen hebt met een bijzondere interesse/fascinatie
  • Je leerlingen hebt die heel sterk zijn in wiskunde
  • Je leerlingen hebt die hun schoolcarrière niet in deze school startten
  • Je leerlingen hebt die een naaste hebben verloren
  • Je leerlingen hebt die thuis minder financiële middelen hebben
  • Je leerlingen hebt die de jongste zijn thuis
  • Je leerlingen hebt die meer dan 1 taal spreken

Laat de collega’s op basis van hun antwoorden nadenken over welke assen van diversiteit ze in de klaspraktijk zoal tegenkomen.

David Mitchell onderscheidt vijf assen van diversiteit. Komen deze overeen met de aspecten van diversiteit die we zelf zagen? Ten aanzien van verschillende assen merken we dat leerlingen minder kansen krijgen en risico lopen om uitgesloten te worden. Hier kan je de link maken met de doelstellingen van deze werkvorm en dat jullie hier vandaag samenzitten om zelf ook sterker te worden in het omgaan met diversiteit. Daarnaast worden er in de videoclips van het ePIC vide-instrument ook verschillende aspecten van diversiteit getoond, niet enkel de zichtbare vormen.

 

Mijn kijk op een inclusieve klas (basis)

In deze werkvorm onderzoeken de collega’s hun eigen opvattingen en visie rond inclusie en diversiteit aan de hand van videoclips. Ze leren ook de opvattingen en visies van de andere deelnemers kennen en kunnen hun eigen opvattingen en visies hiermee confronteren, in vraag stellen, verrijken,...

  • Clips bekijken en individueel vergelijken

De collega’s bekijken de 2 clips een eerste keer. Vraag hen om te letten op de werkvormen en aanpak. Vraag hen om beschrijvend op te schrijven wat ze in beide clips zien op het gebied van werkvormen en aanpak.

Als de meeste collega’s hiermee klaar zijn, vraag je hen om voor beide clips de plus- en de minpunten op te schrijven.

Vervolgens vraag je hen te kiezen tussen beide videoclips: in welke clip vind je dat de leerkracht het meest inclusief werkt in zijn/haar werkvormen? Hun antwoord schrijven ze (in 1 zin) op een post-it van kleur A. Door de collega’s slechts 1 zin te laten opschrijven, dwing je hen om tot de essentie te komen.

De deelnemers bekijken de clips een tweede keer. Vraag hen te focussen op de interacties die ze zien. In welke clip vind je dat de leerkracht het meest inclusief werkt in zijn/haar interacties met de leerlingen?

Mogelijke vragen die je kan stellen om de deelnemers hierbij te ondersteunen:

  • Welke werkvormen bieden de meeste mogelijkheden om diversiteit te benutten en waarderen?
  • Welke werkvormen laten de meeste kansen liggen om diversiteit te benutten en waarderen?
  • Welke interacties zijn het meest sensitief en responsief ten aanzien van diverse sterktes en noden van leerlingen?
  • Welke interacties laten het meest kansen liggen om sensitief en responsief te zijn ten aanzien van leerlingen?

 

  • Delen en uitwisselen

 De groepen krijgen twee screenshots van de videoclips die zij bekeken. Deze dienen als een visuele houvast tijdens de uitwisseling. De collega’s lichten hun post-its kort toe en plakken deze op de screenshot van de clip die zij het meest inclusief vinden. Begin met werkvormen en aanpak. Ga dan naar interacties. Er wordt nog niet gediscussieerd of uitgewisseld omdat we tijd willen maken om elkaar echt te beluisteren. Indien nodig kunnen er wel vragen worden gesteld aan de persoon die op dat moment aan het woord is.

Pas daarna bespreken de collega’s de post-its in groep. Vraag hen om dit eerst gestructureerd te doen, eerst de post-its rond werkvormen en aanpak, pas daarna voor interacties. Dit biedt de nodige structuur en duidelijkheid, zeker wanneer de groepen iets groter zijn. Mogelijke richtvragen: 

  • Hoeveel postits zijn er op elke screenshot te zien op vlak van interacties en werkvormen en aanpak? Lieten alle collega’s dezelfde clips winnen voor werkvormen en aanpak enerzijds en interacties anderzijds?
  • Zijn er argumenten of keuzes van collega’s die je nog niet helemaal begrijpt? Vraag hier nieuwsgierig op door!
  • Waarin verschillen de collega’s van mening om een clip te laten winnen? Op welke vlakken hebben collega’s dezelfde mening?
  • Woordspinnen als hulpbron
  • Je kan de collega’s de woordspinnen als hulpbron aanbieden (zie materiaal). Die kunnen ondersteunen in de discussie. Ze bevatten aspecten die volgens onderzoek belangrijk zijn als leerkrachten inclusief willen werken in (1) hun werkvormen en aanpak en (2) hun interacties met leerlingen. Wanneer we de videoclips lieten zien aan een brede groep van onderwijsprofessionals, gebruikten zij deze aspecten ook om te beargumenteren waarom ze vonden dat bepaalde leerkrachten meer of minder inclusief werken.

 

  • Slogan bedenken

Laat elke groep op zoek gaan naar een slogan die hun visie en opvattingen rond diversiteit en inclusie weergeven. Deze slogan noteren ze op een (A3) blad.

Blijf er ook in deze fase op hameren dat deelnemers zich focussen op de redenen waarom ze de ene clip laten winnen tegenover de andere. Vermijd beoordelingen, invullingen en conclusies over de leerkrachten in de clips. Verwijs de groepen opnieuw naar de woordspinnen om taal en inspiratie te vinden om hun slogan te verwoorden. Bewaak dat elke groep voldoende tijd neemt om tot een slogan te komen.

Een slogan verzinnen kan soms moeilijk zijn. Het kan helpen om de deelnemers even te laten pauzeren als je merkt dat dit niet zo vlot verloopt. Even afstand nemen en iets anders doen helpt om creatiever te denken.

  • Plenair uitwisselen

In deze fase delen de verschillende groepen hun slogan met de anderen en gaan ze hierover in gesprek. Afhankelijk van jullie doel kan de uitkomst hiervan verschillen. Het is altijd belangrijk dat de collega’s elkaars slogans en zo ook elkaars visie op inclusie en diversiteit leren kennen. Bijna onvermijdelijk verrijkt dit hun eigen visie en wordt deze ook uitgedaagd. Dit is op zich al zeer waardevol. Je kan ook samen tot een gezamenlijke slogan komen. Het komen tot een gezamenlijke slogan kan ervoor zorgen dat een team een duidelijk beeld krijgt van wat inclusie voor hen is. Het kan voor verbinding tussen teamleden zorgen en kan leiden tot een gezamenlijke motivatie en doel. Bovendien is een gedeelde visie een belangrijk aspect om te werken aan een inclusieve schoolcultuur. Indien hier ruimte voor is (tijd, sfeer, mogelijkheden) is het komen tot een gezamenlijke slogan dus zeer waardevol.

Prioriteiten definiëren (uitbreiding)

In deze werkvorm denken de collega’s na over welke argumenten voor hen het meest doorslaggeven waren om voor een bepaalde clip te kiezen. Hiervoor kunnen ze werken met een lijst van argumenten, die ze zelf kunnen aanvullen met eigen argumenten. De argumenten die worden aangereikt geven redenen waarom een collega de ene clip boven de andere zou kunnen verkiezen. Er zijn geen juiste of foute argumenten en alle argumenten zijn gelijkwaardig. Bovendien houden de argumenten op zich geen waardeoordeel in over wat inclusief is en wat niet.

Als je in de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ niet tot een algemene slogan kwam, zorg er dan voor dat de collega’s tijdens het delen en uitwisselen in deze werkvorm in dezelfde groepen zitten.

Indien je de werkvormen spreidt over verschillende bijeenkomsten, kan het interessant zijn om de screenshots van de videoclips nog even te tonen ter opfrissing.

  • Individueel denken

Geef elke deelnemer twee lijsten met argumenten, één voor werkvormen en aanpak en één voor interacties. Deze lijsten geven argumenten die doorslaggevend kunnen zijn bij het bepalen wat een inclusieve klas is. Vraag de collega’s om te starten bij de lijst met argumenten voor werkvormen en aanpak en daarna die voor interacties te bekijken. Deze structurering vermijdt verwarring.

Vraag de deelnemers om uit elke lijst 5 argumenten te kiezen die voor hen belangrijk zijn in een inclusieve klas. Geef aan dat ze hier los van de videoclips over mogen nadenken, we willen de definitie van een inclusieve klas opentrekken.

Het kan goed zijn dat deelnemers andere argumenten belangrijk vinden dan de argumenten die zijn voorzien. Dit is logisch, omdat iedereen denkt vanuit een eigen referentiekader. Daarom kunnen ze 2 van de 5 argumenten zelf formuleren.

  • Delen en uitwisselen

Geef elke groep kaartjes met de argumenten op en enkele lege kaartjes voor eigen argumenten. Laat hen starten met het delen van hun 5 argumenten voor ‘werkvormen en aanpak’. Elke collega deelt zijn/haar argumenten en selecteert deze uit de kaartjes. De geselecteerde kaartjes worden centraal op tafel gelegd. Indien collega’s bepaalde argumenten delen, blijven deze kaartjes gewoon liggen. Eigen argumenten worden op de lege kaartjes geschreven. De kaartjes op tafel zijn zo uiteindelijk een samenvatting van de argumenten van alle deelnemers samen.

Laat hen hetzelfde doen voor interacties, maar zorg ervoor dat de argumentenkaartjes gescheiden blijven van de kaartjes voor werkvormen en aanpak.

De collega’s beginnen bij de bespreking opnieuw met werkvormen en aanpak. Hierbij onderbouwen ze hun keuzes voor bepaalde argumenten. Ze kunnen dit bespreken aan de hand van volgende vragen:

  • Zijn er opvallende verschillen of gelijkenissen tussen de gekozen argumenten?
  • Wat zijn de populairste argumenten?
  • Zijn er redeneringen van collega’s die je vernieuwend/onverwacht/inspirerend vindt?

Na deze bespreking zoeken de collega’s samen naar een top 5 van argumenten voor werkvormen en aanpak. Hiervoor kunnen ze volgende vragen benutten:

  • Zijn er argumenten die zeer sterk overlappen? Kunnen we hier keuzes maken?
  • Zijn er argumenten die elkaar ondersteunen of niet zonder elkaar kunnen?

Daarna doen ze hetzelfde voor de argumenten met betrekking tot interacties.

Ga rond bij de groepjes waarvan je vermoedt dat ze hun top 5 hebben opgesteld. Laat hen deze top 5 even vastleggen (opschrijven, een foto nemen van de kaartjes, …). Vraag hen nu om aan de hand van volgende vragen kort te reflecteren op de keuze die ze maakten:

  • Zijn er argumenten waarin we onze eigen praktijk herkennen?
  • Wat maakt dat sommige argumenten zijn afgevallen? Zijn deze argumenten dan minder belangrijk voor inclusie? Kunnen we dit dan ook achterwege laten in de klaspraktijk?
  • Hecht iedereen nog evenveel belang aan de zelf gekozen argumenten of werden we overtuigd/verrast/… door redeneringen van andere collega’s?
  • Hoe verhoudt de top 5 aan argumenten zich tot de slogan uit werkvorm 1? Weerspiegelt dit de slogan, gaat dit breder dan de slogan, specifieker of belicht het een ander aspect van inclusieve klassen? Willen we onze slogan herzien?

Laat elke groep een woordvoerder kiezen. Het is belangrijk dat de woordvoerder heel goed weet waarom elk argument gekozen werd.

  • Plenair uitwisselen

In de laatste fase van de werkvorm ‘Prioriteiten definiëren’ leren de collega’s ook de argumenten uit de andere groepen kennen. Indien je reeds een algemene slogan maakte, kan deze nu herbekeken worden in het licht van de argumenten. Kwam je nog niet tot een algemene slogan, dan is het nu het moment om deze te formuleren na het bespreken van de verschillende argumenten. Een mogelijke werkvorm die je hiervoor kan benutten:

  • Laat de woordvoerders in een kleine kring zitten, de andere collega’s gaan er rond zitten en luisteren. Enkel indien echt nodig kunnen zij hun woordvoerder ondersteunen. De woordvoerders brengen de kaartjes met de gekozen argumenten mee.
  • Laat een woordvoerder beginnen met het voorlezen van hun eerste argument. Vraag rond of een andere groep dit argument ook had. Als dit het geval is licht de eerste woordvoerder waarom zij dit argument kozen, hierna doet de andere woordvoerder of woordvoerders dit voor hetzelfde argument. Het besproken argument wordt in het midden gelegd (slechts 1 exemplaar als het door meerdere groepjes werd gekozen).
  • Ga zo door tot alle argumenten in het midden liggen. Leg de woordvoerders nu enkele vragen voor:
    • Zijn er opvallende gelijkenissen of lijnen te vinden in de argumenten?
    • Zijn er opvallende verschillen tussen de gekozen argumenten?
    • Hoe verhouden deze argumenten zich tot onze algemene slogan? Moet deze herbekeken/aangepast worden? (indien je reeds tot een algemene slogan kwam)
    • Kunnen we uit deze argumenten en de slogans tot een algemene slogan komen?

Dimensies van inclusieve klassen (uitbreiding)

  • Dimensies bepalen

De groepen bepalen voor werkvormen en aanpak en voor interacties enkele dimensies en proberen elke dimensie een overkoepelende naam te geven. De dimensies worden in de lege woordspinnen genoteerd en de kaartjes die onder elke dimensie horen worden gefotografeerd. Niet alle kaartjes moeten hierbij gebruikt worden, het belangrijkste is dat de deelnemers argumenteren en in dialoog gaan.

Het is belangrijk om de deelnemers zelf tot dimensies te laten komen, hier is ook geen juiste of foute clustering bij. Wil je een idee van een mogelijke clustering dimensies krijgen ter verduidelijking? Dan vind je hier de dimensies die wij vonden (zie woordspinnen materiaal download). Deze dient enkel als verduidelijking voor de coach en we willen benadrukken dat dit een vorming van dimensies is en niet de enige mogelijke of correcte.

De deelnemers zullen tijdens deze werkvorm  veel schuiven met de argumentenkaartjes. Het kan interessant zijn om de sorteringen van de kaartjes in verschillende fasen vast te leggen (bijvoorbeeld opschrijven of foto’s nemen). Op die manier kan je hier later in de werkvorm op terugvallen of er later op reflecteren.

  • Essentie en randvoorwaarden van inclusieve klassen

De groepen beginnen opnieuw met de dimensies onder werkvormen en aanpak. Voor deze dimensies bepalen ze:

  • Welke dimensies zien we als essentieel in een inclusieve klas? (aanduiden met fluo in de woordspin)
  • Welke dimensies zien we als randvoorwaarden voor een inclusieve klas?

 

  • Waar staat onze praktijk?

Elk groepslid krijgt een blad en maakt voor zichzelf een reflectie op basis van volgende vragen:

  • In welke dimensies van werkvormen en aanpak blink ik uit?
  • In welke dimensies van werkvormen en aanpak zie ik nog groeimogelijkheden voor mezelf?
  • In welke dimensies van interacties blink ik uit?
  • In welke dimensies van interacties zie ik nog groeimogelijkheden voor mezelf?

Groepsleden die hun eigen reflectie willen delen krijgen hier de tijd voor. Belangrijk is dat dit een vrije keuze is, je kan wel vermelden dat het delen inspirerend kan zijn voor de andere deelnemers.

Laat elke groep nu een reflectie maken over de inclusieve praktijken op school, aan de hand van volgende vragen:

  • In welke dimensie van werkvormen en aanpak blinkt onze school uit? (aanduiden met een ster)
  • In welke dimensie van werkvormen en aanpak zien wij nog groeimogelijkheden voor onze school? (aanduiden met een blaadje)
  • In welke dimensie van interacties blinkt onze school uit? (aanduiden met een ster)
  • In welke dimensie van interacties zien wij nog groeimogelijkheden voor onze school? (aanduiden met een blaadje)

Elke groep heeft nu twee woordspinnen waarop is aangeduid welke dimensies volgens hen tot de essentie van een inclusieve klas behoren en in welke dimensies de school uitblinkt en waar groeimogelijkheden zijn.

  • Plenair uitwisselen

Alle woordspinnen van de groepen worden opgehangen in de ruimte (of liggen op verschillende tafels). Eén persoon per groep blijft bij de woordspinnen van de groep staan om eventuele vragen te beantwoorden en/of toelichting te geven. Alle andere deelnemers lopen rond en bekijken de verschillende woordspinnen. Om tot algemeen gedragen dimensies te komen, waarin er ook gezamenlijk de essentie, randvoorwaarden, uitblinkers en groeimogelijkheden worden aangeduid, raden we aan om de plenaire werkvormen uit de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’  te gebruiken.

Of je in deze fase tot een algemene conclusie komt is afhankelijk van het doel dat je/jullie voorop stelden.

BEGELEIDING/ONDERSTEUNING/ COACHING

De rol van de coach is erg belangrijk om discussies breed open te trekken en de focus op de opdracht te behouden. Zo kunnen collega’s snel afgeleid zijn door bijvoorbeeld te diep in te zoomen op een bepaalde methodiek in een videoclip. Het is dus belangrijk dat de coach helpt om de focus te houden.  

Als coach geef jij de werkvorm mee vorm. We reiken je een ondersteunende powerpointpresentatie aan en verschillende werkvormen, maar willen je ook aanmoedigen om de werkvorm op maat van je eigen schoolteam en context te maken. Pas de presentatie gerust aan aan je eigen stijl van werken. Denk op voorhand ook na over wat het doel is dat jullie met deze werkvorm(en) willen bereiken: willen jullie werken aan een gedeelde schoolvisie op inclusie en diversiteit, willen jullie inzetten op het leren van elkaar, willen jullie het video-instrument benutten als een opstap om daarna met videoclips van de eigen klaspraktijk te werken,..

We geven hieronder een aantal highlights voor de coach mee:

  • Hoe ga ik van start?
  • Bij de start is het belangrijk om de werkvorm en het video-instrument e-PIC kort te kaderen (zie boven). Zo weten de collega’s ook waarom jullie voor deze werkvorm gekozen hebben en wat de achtergrond daarvan is. Benadruk ook dat de leerkrachten die in de videoclips te zien zijn, zich kwetsbaar hebben opgesteld door zich te laten filmen. We vragen dus om de clips met het nodige respect en zonder harde oordelen te bekijken.
  • Denk op voorhand ook na over de groepsindeling: wil je met het team samen de werkvormen doorlopen, of werk je in deelgroepen (aangewezen wanneer de groep heel groot is, voor een goede uitwisseling werk je beter niet met groepen die veel groter zijn dan 10 personen). 

 

  • Hoe zorg ik ervoor dat collega’s tijdens de werkvorm niet op zoek gaan naar ‘de waarheid’?
  • Er zijn in het doorlopen van het instrument geen juiste of foute antwoorden. Het is niet de bedoeling om te oordelen over de klaspraktijk van de leerkracht die we aan het werk zien. De focus ligt op de reden waarom collega’s de ene clip boven de andere clip verkiezen en niet op wat ze goed of minder goed vinden in elke clip afzonderlijk! Net door deze afweging te maken onderzoeken ze hun eigen visie en opvattingen over inclusie.
  • Blijf tijdens de werkvorm benadrukken dat het gaat om visies en opvattingen over inclusie. Vermijd beoordelingen, invullingen en conclusies over de leerkrachten in de clips. Blijf benadrukken dat ze het dus hebben over hun eigen visie en opvattingen over inclusie en niet op zoek zijn naar de waarheid.… We benadrukken dit omdat we reeds ervaren hebben dat deelnemers het moeilijk vinden om echt stil te staan bij wat zij denken en snel zoeken naar juiste antwoorden.

 

  • Hoe zorg ik ervoor dat we klein en concreet blijven kijken?
  • Tijdens het uitproberen van de werkvorm merkten we dat deelnemers zeer snel veralgemenen. Ze geven bijvoorbeeld aan dat ze clip A boven clip B verkiezen omdat clip A hoekenwerk laat zien en ze fan zijn van hoekenwerk. Probeer weg te blijven van dit soort veralgemeningen door bijvoorbeeld te vragen ‘wat maakt dat wat je ziet aan werkvormen en aanpak in clip A inclusiever is dan clip B?’ ‘Waarom speelt het hoekenwerk dat je ziet in clip A beter in op de diversiteit onder de leerlingen? Een collega die klein aan het kijken is, kan bijvoorbeeld opmerken dat alle leerlingen aan het woord komen, dat die ene leerling aan het lachen is,…

 

  • Hoe stimuleer ik dat onbewuste visies en opvattingen bespreekbaar worden?
  • Door samen met collega’s en / of een coach in gesprek te gaan over redenen waarom de ene clip boven de andere gekozen wordt, kunnen (onbewuste) opvattingen aan het licht komen en worden deze verbonden met concrete praktijken. In gesprek ontdekken en verdiepen we ook onze eigen visie en opvattingen op inclusie.
  • Voorbeeld: Wanneer een leerkracht een videoclip kiest waarbij leerlingen gegroepeerd worden volgens leerstatus (het leerniveau waar een leerling zich bevindt) boven één waarin leerlingen met verschillende leerstatus samenwerken, kunnen zij met collega’s bespreken hoe zij kijken naar verschillen in leerstatus en hoe dit hun keuze voor werkvormen en groeperingsvormen beïnvloedt. Op die manier kan een leerkracht die homogeen groeperen ideaal vindt, zich ervan bewust worden dat hij verschillen in leerstatus als een belemmering ziet om leerlingen met verschillende leerstatus samen te laten leren. Door met elkaar in gesprek te gaan over de wijze waarop verschillende groeperingsvormen (homogeen, heterogeen, flexibel, etc.) diversiteit waarderen of benutten kunnen leerkrachten of een coach opvattingen in vraag stellen en verruimen. 

 

  • Videoclips als een veilige eerste stap?
  • Het vergelijken van videoclips waarin andere leerkrachten aan het werk zijn biedt een veilige opstap om dit soort gesprekken te voeren. Eens leerkrachten zich veilig voelen om hun opvattingen openlijk te bespreken zonder dat er repercussies aan vasthangen, kunnen ze ook de vertaalslag maken naar de eigen praktijk. Dan gaan leerkrachten na of de opvattingen die belangrijk zijn bij het kiezen van de ene clip boven de andere ook hun keuzes bepalen voor een specifieke aanpak of werkvorm of een bepaalde manier van in interactie gaan met hun leerlingen. Het is dan ook belangrijk dat je de collega’s stimuleert om op een waarderende en niet-oordelende manier te kijken naar de videoclips, dat zal de veiligheid vergroten om de link te maken naar de eigen klaspraktijk.

 

  • Hoe bewaak ik tijd en structuur?
  • Bij het uitproberen van deze werkvorm hebben we gemerkt dat de deelnemers snel afgeleid zijn. Ze beginnen anekdotes te vertellen of proberen elkaar te overtuigen van hun gelijk. Bovendien hebben we gemerkt dat deelnemers het vaak moeilijk hebben om zich hierna opnieuw op de werkvorm te concentreren. Daarom is het belangrijk dat je de tijd vrij strak in het oog houdt. Ook de PowerPoint helpt de deelnemers om geconcentreerd te blijven op het doel van de werkvorm, namelijk het onderzoeken van de eigen en elkaars visie en opvattingen op inclusie en diversiteit.

 

  • Wat kan  ik doen met de slogan?
  • We raden aan de slogan(s) zichtbaar te maken op school (hang hem/ze bijvoorbeeld op in de leraarskamer, de inkomhal, het kopieerkot, bij de koffiemachine en/of in de gangen). Dit heeft 2 belangrijke voordelen:
  • Een zichtbare slogan wordt minder snel vergeten en sluipt zo binnen in ons dagelijkse werking
  • Een zichtbare slogan kan rijpen. Zeker als je werkvorm 2 niet op dezelfde dag als werkvorm 1 kan doen is dit een meerwaarde.

 

  • Hoe rond ik af?
  • Denk ook na over hoe je de werkvorm wil afronden. Dit kan met een reflectievraag, bijvoorbeeld welke van je eigen visies en opvattingen over diversiteit en inclusie helpen/hinderen je om je doel van kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen te bereiken of Aas je leerlingen thuis zouden vertellen van waar je het meest op inzet van dimensies, wat zouden ze dan vertellen? Je vindt ook heel wat andere inspirerende manieren om af te ronden op het platform, telkens op het einde van een bijeenkomst van het professionaliseringstraject.
  • We geven hieronder nog wat inspiratie mee voor het plenaire uitwisselmoment van de werkvorm ‘Mijn kijk op een inclusieve klas’ voor wanneer je met een grote groep werkt.
  • Met een grote groep kan een klassiek groepsgesprek erg ingewikkeld, druk en weinig productief worden. Wij bieden je hieronder enkele ideeën om een plenair overleg in een grote groep te organiseren, maar voel je vooral vrij om er je eigen ding mee te doen! Welke werkvorm je ook gebruikt, het is belangrijk dat iedereen de slogans van alle groepen heeft gehoord of gelezen. Dit geeft alle deelnemers inspiratie en een idee van de visies van collega’s.

 

  • Stickers plakken
  • Deze werkvorm kan gebruikt worden wanneer het aantal groepen erg hoog ligt of wanneer de tijd om de slogans te bespreken erg beperkt is. Schrijf alle slogans op A3 vellen en hang/leg deze in de ruimte. Laat de deelnemers rondlopen en alle slogans lezen. Geef elke deelnemer 1 sticker en vraag hen om deze te plakken op de slogan waar zij zich het meest in kunnen vinden. De slogans met de meeste stickers worden besproken (zie volgende werkvormen).
    • Visbokaal
    • Een kleine groep deelnemers zet zich in een cirkel, een grote groep gaat rond deze kleine groep zitten. De kleine groep deelnemers bespreekt de slogans, zoekt naar gelijkenissen en verschillen en zoekt naar een gezamenlijke slogan. Hierna stellen de deelnemers uit de buitenste cirkel vragen. Indien nodig kan je een tweede ronde organiseren waarin een deel van de deelnemers uit de kleine groep wisselt met de grote groep .
    • Dialoogtafels
    • Verdeel de verschillende slogans over verschillende tafels. Wijs aan elke tafel een vaste verslaggever toe, deze zal aan zijn/haar tafel blijven zitten. Verdeel de deelnemers in groepen (andere groepen dan in de voorgaande fases) en plaats elke groep bij een tafel. Iedereen krijgt nu de tijd om de slogan op hun tafel te bespreken. Wat spreekt hen aan in deze slogan over inclusieve klassen? De verslaggever noteert de reacties van de deelnemers en vat deze op het einde samen. Wanneer de groepen doorschuiven naar een volgende tafel, deelt de verslaggever eerst de samenvatting van de vorige groep. Hierna bespreekt de groep de slogan, waarbij de verslaggever opnieuw noteert en samenvat. Ga zo door tot alle groepen alle slogans hebben bekeken. 
    • Hekenoverleg
    • Schrijf alle slogans op A3 vellen en hang/leg deze in de ruimte. Laat de deelnemers rondlopen en alle slogans lezen. Als ze alle slogans gelezen hebben, gaan de deelnemers naar de slogan waarin ze zich het meest thuis voelen. Ze overleggen met elkaar waarom ze deze hoek hebben gekozen. Hierna blijft de helft van de deelnemers bij hun slogan staan, de anderen gaan naar een slogan waar ze zich (veel) minder in konden vinden. Ze vormen duo’s waarbij ze de ander uitleggen waarom ze al dan niet voor deze slogan kozen. Ze beargumenteren, maar onthouden vooral goed wat de ander zegt. Hierna gaat iedereen terug naar hun eigen gekozen slogan en vertellen ze waarom andere deelnemers voor andere slogans kozen. (Kerpel, 2014)
    • Peper en zout
    • De deelnemers moeten de slogan kiezen waar ze zich het meest in vinden. Vervolgens zoeken ze een slogan die hun eerste slogan nog beter kan maken. Ze overlopen alle slogans en beslissen welke ze integreren en welke ze links laten liggen. 

MATERIAAL

  • Presentatie Kijken doet leren – samen aan de slag met het video-instrument (download)
  • Laptops met 2 videoclips per groep / projectiescherm om videoclips te projecteren voor alle deelnemers
  • Post-its in 2 kleuren
  • Screenshots van de 2 videoclips (voor elke groep)
  • Werkdocument woordspinnen (afgedrukt voor elke deelnemer of digitaal toegankelijk) (download)
  • Overzichtsblad met alle argumenten per deelnemer + ruimte om eigen argumenten aan te vullen
  • Kaartjes met argumenten per groep (eventueel in 2 kleuren, een kleur voor de argumenten bij werkvormen en aanpak en een andere kleur voor de argumenten bij interacties) 
  • Lege kaartjes waarop deelnemers eigen argumenten kunnen schrijven voor werkvormen of interacties
  • 2 lege woordspinnen per deelnemer voor eigen dimensies
  • 1 fluostift per groep
  • 1 leeg blad per deelnemer
  • Kladpapier en schrijfmateriaal indien groepen/deelnemers dit wensen
  • Filmclip  Lager onderwijs - Instructie rekenles
  • Filmclip  Lager onderwijs - Hoekenwerk 
  • Filmclip  Secundair onderwijs - Praktijk les
  • Filmclip  Secundair onderwijs - Les Frans
  • Filmclip Secundair onderwijs - Les Nederlands
Presentatie
Werkdocument woordspinnen leeg
Werkdocument argumenten leeg
Werkdocument kaartjes bij clips
Werkdocument woordspinnen met onderverdeling

Gelijkaardige materialen: